De Saxofoon

De saxofoon behoort niet tot de koperblazers, maar wel tot de houtblazers vanwege het rietje in het mondstuk, dat meestal van hout (riet) is.

In 1840 werd de saxofoon bedacht door Adolphe Sax, een Belgische instrumentmaker. Hij kwam op het idee doordat hij op een blaasinstrument uit de 19de eeuw een klarinetmondstuk zette. Helaas heeft Adolphe Sax niet meer meegemaakt dat de saxofoon heel populair is geworden. De saxofoon kwam bij vele militaire bands en bij circussen en ten slotte kwam de saxofoon ook terecht in de jazz. Nu hoor je steeds vaker dat mensen saxofoon spelen.

Het mondstuk is meestal gemaakt van kunststof of metaal. Op het mondstuk zit ook een rietje, dat wordt vastgeklemd met een ‘ligatuur’. Een rietje geeft het geluid van de saxofoon doordat de speler er lucht over blaast en het laat trillen. Het moeilijkste voor een beginnende saxofonist is het leren van de juiste embouchure, de juiste manier om het mondstuk met de lippen te omsluiten. Dat kan enkele maanden duren. Als je mond goed zit en je blaast komen er trillingen op het rietje en daardoor krijg je een geluid. Op het mondstuk plaatst de saxofonist wanneer hij niet speelt een dop die het mondstuk en het rietje beschermt.

Elke saxofoon heeft een andere hals. De sopraansaxofoon heeft meestal een rechte hals. De altsaxofoon heeft een schuine hals. De hals van de  tenorsaxofoon lijkt heel erg op die van een altsaxofoon alleen zit er een boog in, een ‘zwanenhals’ De baritonsaxofoon, de bassaxofoon en de subbassaxofoon hebben alle drie een hals met eerst een boogje, dan een stuk recht naar beneden, dan weer omhoog en dan nog een boogje.

Share This